Mijn zoon zit in de brugklas op een kleine school een paar dorpen verder. Hij vindt het er geweldig en groeit zichtbaar. Als hij thuis komt is hij moe van de dag: 20 kilometer fietsen, nieuwe indrukken, lesstof en 12 zijn. Hij ligt half op de bank een game te spelen en ik vraag hem “wat heb je morgen?”. Na het eeuwige “Pahaaap, nou niet” is het: “Levensbeschouwing”. Op mijn vraag waar dat over gaat zegt ie: “Over de zin van het leven geloof ik. En wat mensen doen, met vage verhalen over een 3FM deejay”. Ik vraag hem wat mensen dan doen. “Als ze er geen zin in hebben gaan ze eerst zeggen dat het niet zo is, dan gaan ze eromheen draaien, dan geven ze een ander de schuld en soms geven ze het dan toch toe. Dat weet je best pap, dat doe ik ook met jou”.
En die zin van het leven dan? Een ondeugende blik en hij zegt: “Daar doen ze tot de zesde klas over, maar ik heb het wel door hoor, als we daar dan zijn dan komt er uit dat er geen zin van het leven is.” Wat moet je dan? vraag ik. Nu is zijn blik verveeld, zo van “Dat weet je toch” en hij zegt: “De zin van het leven moet je gewoon zelf doen”. En als ik vraag “Maar hoe weet je dan of je het goed doet?” zegt ie “Dat weet je niet, dat weet je natuurlijk pas als je dood gaat. En nou niet meer praten, ik moet nog een level halen”.
Tjsonge. 12 en de zin van het leven.